dinsdag, 12 januari 2010 22:45

Nationaal Instituut voor de Rechten van de Mens in Nederland

Geschiedenis

In oktober 1991 werd tijdens de eerste internationale workshop over Nationale Instituten ter Bevordering en Bescherming van de Rechten van de Mens in Parijs de VN resolutie opgesteld die ieder land oproept om zo’n nationaal instituut dient op te richten.

Dit besluit wordt aangeduid als de ‘ Paris Principles’ en is in 1992 vastgelegd in de resolutie 1992/54 van de VN Commissie voor de Rechten van de Mens ( UNHRC) en in 1993 in besluit 48/134 van de Algemene vergadering van de VN.

Vele lidstaten hebben reeds aan deze oproep voldaan, maar uitgerekend Nederland- zetel van het Internationale Strafhof waar misdaden tegen de menselijkheid worden berecht- beschikt anno 2010 zelf niet over zo’n instituut.

Dit terwijl door nieuwe wet- en regelgeving op nationaal gebied steeds verder inbreuk wordt gemaakt op de fundamentele burgerrechten van de bevolking. Op 8 september 2005 verscheen het advies ‘De daad bij het woord’. Opgesteld in opdracht van een consortium bestaande uit de Commissie gelijke behandeling, het College bescherming persoonsgegevens, de Nationale ombudsman en het Studie- en Informatiecentrum Mensenrechten van de Universiteit Utrecht.

Op 25 oktober 2006: nam de Tweede Kamer een motie aan die de regering oproept zo snel mogelijk te regelen dat het Nederlands Nationaal Instituut voor de Rechten van de Mens (NIRM) wordt opgericht. De motie (initiatief van Groen Links) werd mede ondertekend door PvdA en D66 en kon tijdens de stemming rekenen op de steun van de VVD.

Op 18 april 2007 verscheen het rapport ‘Mensenrechten verbinden en verplichten’. Ook dit pleitte voor de spoedige oprichting van een Nationaal Instituut voor de Rechten van de Mens (NIRM) in Nederland. Het rapport adviseerde de Nederlandse regering om het NIRM, in afwachting van een publiekrechtelijke basis, op te richten als een stichting met een bestuur en een adviesraad waarin mmensenrechtenorganisaties en het maatschappelijk middenveld zijn vertegenwoordigd. Daarvoor is volgens de opstellers een bedrag van € 1,15 miljoen nodig. Net als het Duitse instituut zal het NIRM wegens een bescheiden budget geen individuele klachten behandelen, maar deze doorverwijzen naar de aangewezen instanties. Naast de reeds genoemde taken, zal het NIRM aanspreekpunt zijn voor buitenlandse en internationale mensenrechteninstituten, waaronder het EU-Grondrechtenagentschap en de Commissaris voor de mensenrechten van de raad van Europa.

Op 20 november 2006 werd tijdens het NJCM debat ‘Partijprogramma's langs de mensenrechtelijke meetlat' georganiseerd door het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (NJCM) bekend gemaakt dat er een stichting Nationaal Instituut voor de rechten van de Mens zal worden opgericht met Mr.dr. M. Oosting als voorlopig voorzitter. De organisatie hiervan werd ondergebracht bij de Commissie Gelijke Behandeling (CGB).

Post en telefonische pogingen van het Meldpunt Misbruik ID-plicht om via deze Commissie in contact te komen met vertegenwoordigers van de stichting in oprichting bleven zonder resultaat. Iedere vraag over de voortgang aan fracties van politieke partijen in Eerste en Tweede Kamer en aan leden van het Kabinet bleven onbeantwoord.

Op 11 december 2009 lanceerden de ministers van Binnenlandse Zaken(ter Horst- PvdA) en van Justitie( Hirsch Ballin-CDA) een concept-wetsvoorstel genaamd: ‘Wet College voor mensenrechten en gelijke behandeling’.

Dit voorstel behelst het plan om de naam en functieomschrijving te veranderen van de huidige Commissie Gelijke Behandeling en dit voortaan als advies College- met de niet uit te spreken aanduiding Cmgb- te laten doorgaan als nationaal instituut voor mensenrechten.

Daarmee is één stap vooruit gezet, namelijk dat de besprekingen in de Tweede Kamer over de voorbereiding van een Nationaal Instituut voor de Mensenrechten niet langer in de commissie voor Buitenlandse Zaken plaatsvinden maar onder de verantwoordelijkheid van Binnenlandse Zaken en Justitie zijn komen te vallen. Of er van verdere vooruitgang sprake is valt ernstig te betwijfelen al mogen kritische burgers en betrokken organisaties tot 12 januari 2010 een zienswijze over het voorstel indienen.

 

11 januari 2010 Zienswijze Vrijbit

Vrijbit constateert dat het kabinet, 20 jaar nadat Nederland instemde met de VN oproep dat alle landen een Nationaal Instituut voor de Mensenrechten zouden moeten oprichten, na veel tegenwerking nu definitief probeert te regelen dat er GEEN ONAFHANKELIJK MENSENRECHTENINSTITUUT IN NEDERLAND wordt opgericht.

Het concept-wetsvoorstel is een doorzichtige poging om formeel, door andere naties en door het VN comité voor de mensenrechten, niet langer te kunnen worden beticht van het feit dat Nederland nog steeds niet over zo’n instituut beschikt en er zelfs geen start is gemaakt met het voorbereiden van de oprichting ervan.

Uiteraard is dit een behoorlijke blamage voor een land wat zich graag profileert als voorvechter van de bescherming van mensenrechten in andere landen en als zetel fungeert van internationale rechtsprekende organen. Dat wereldwijd de afgelopen jaren met toenemende verbazing en ongeloof wordt gekeken naar het verschijnsel dat Nederland van democratische rechtstaat- met vrijheid als hoogste goed in het vaandel- afglijdt tot een staat waar angst en wantrouwen de basis vormen en de overheidscontrole en -repressie en o.a. volgens onderzoek van Privacy International steeds meer gelijkenis gaat vertonen met een politiestaat, begint stilletjes aan ook op regeringsniveau door te dringen. Met het voorliggende wetsvoorstel kan het kabinet in elk geval minstens ontkennen dat er niet eens voorbereidingen in gang zijn gezet om ooit zo’n nationaal instituut in te stellen.

Inhoudelijk stelt het voorstel echter geen fluit voor en kan terecht de vraag worden gesteld of een nepcollege voor de mensenrechten wel een verbetering is t.o.v. helemaal geen instituut. De Commissie Gelijke Behandeling (CGB) zou,volgens het voorliggende wetsvoorstel, zonder dat daar extra personeel voor wordt ingezet, met nauwelijks extra budget en zonder onafhankelijke status, voortaan geacht worden te fungeren als instantie die naleving van alle mensenrechten in Nederland dient te waarborgen.

Adviezen van dit College mgb over voorgenomen wetgeving en uitvoering van overheidmaatregelen krijgen geen bindende kracht. Qua rechtspositie, om in geval van schending van mensenrechten onrechtmatige overheidsdaden aan de rechter voor te leggen, zou het nieuwe College niet meer bevoegdheid krijgen dan iedere individuele burger of andere rechtspersoon. De taakomschrijving wordt zodanig dat er wel allerlei informatie moet worden onderzocht en verstrekt over mensenrechten ( met name aan andere overheden) maar dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling is dat de burger een beroep kan doen op hulp als zijn fundamentele mensenrechten worden geschaad of dreigen dat te worden en het inzicht van het Cmgb dus ook niet op praktijkervaringen wordt gebaseerd.

Op de naamsverandering na verandert er dus weinig ten faveure van de bescherming van de Rechten van de Mens in eigen land. Dit terwijl met name de fundamentele grondrechten op bescherming van het persoonlijke leven en lichamelijke integriteit de laatste jaren steeds verder worden ingeperkt.

In dat licht is het een griezelige constatering dat zo’n nieuw college- wat wordt aangeduid met de afkorting Cmgb wat zelfs nauwelijks is uit te spreken- naar buiten toe moet doen voorkomen dat ook Nederland, na enige vertraging, nu dan toch zou gaan voldoen aan de instelling van een nationaal instituut volgens de zgn Paris Priciples. Het is zorgwekkend dat onze regering, die het instellen van een onafhankelijk nationaal instituut als steunpunt voor de eigen bevolking onwenselijk acht, zich op deze manier toch een A status probeert te verwerven die nodig is om actief te kunnen participeren in internationaal VN overleg inzake mensenrechten.

Naar de burger toe kan het instellen van een tandeloze waakhond, analoog aan het College Bescherming Persoonsgegevens, zelfs negatief uitwerken door als afleidingsmanoeuvre te dienen om de mensenrechten niet daadwerkelijk te hoeven respecteren. ‘We hebben advies gevraagd aan het college’ of ‘We hebben melding gemaakt bij het college’ worden dan ook met betrekking tot deze instelling als synoniem opgevoerd voor het daadwerkelijk respecteren van de Rechten van de Mens.

De gewone burger en volksvertegenwoordigers kunnen zo onwetend worden gelaten of bij kritiek worden gesust als respectievelijk het college negatief adviseerde maar het advies vervolgens werd genegeerd of het college praktijken veroordeelde maar er niks aan kan doen omdat men geen bevoegdheid heeft om effectieve sancties op te leggen.

Opmerkelijke aanwijzing voor deze functie is dat de ministers dit plan publiceerden met de letterlijke vermelding dat men verwacht dat daarmee voortaan het ‘College voor mensenrechten en gelijke behandeling’ de menselijke waardigheid in Nederland zal beschermen en bevorderen.

Hoe men dat zou moeten realiseren zonder geld, zonder genoeg personeel, zonder machtsmiddelen en in een afhankelijk positie waarbij benoemingen en financiering afhankelijk zijn van de minister van Justitie, staat er niet bij.

De vereniging Vrijbit heeft geen vertrouwen in de intentie die aan het wetsvoorstel ten grondslag ligt. Dat er geen sprake is van het oprichten van een onafhankelijk instituut is principieel onjuist en schandalig. Deze mening baseren we op de ervaringen in zake mensenrechtenkwesties met het instituut de Nationale Ombudsman en het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP): Het onafhankelijke oordeel van de Nationale Ombudsman wordt namelijk door de bewindslieden van de kabinetten Balkenende systematisch afgebrand in plaats van te gebruiken om de relatie tussen de overheid en de burger te verbeteren. Dit gebeurt zelfs op een uiterst ordinair niveau waarbij men niet op de kritiek ingaat maar de ombudsman als persoon in diskrediet probeert te brengen.

Het CBP wordt niet serieus genomen maar als het zo uitkomt uitsluitend gebruikt om naar buiten toe de indruk te wekken dat er een college is wat fungeert als waakhond voor naleving van de rechten t.a.v. de bescherming van persoonsgegevens. Tekenend is dat terwijl het werkterrein van het CBP door alle politieke en technische ontwikkelingen m.b.t. opslag van persoonsgegevens gigantisch is toegenomen, maar steeds wordt bedreigt met bezuinigingen en wegens gebrek aan middelen geen individuele hulpvragen meer in behandeling kan nemen.

Vrijbit dringt er op aan dat er in Nederland een Nationaal Instituut voor de Mensenrechten wordt ingesteld wat onafhankelijk kan functioneren, in plaats van afhankelijk te zijn van het ministerie van Justitie en politieke overwegingen in het parlement.

We willen bovendien dat zo’n instituut er in de allereerste plaats komt ten behoeve van de burger, zodat iedereen die slachtoffer wordt van mensenrechtenschendingen in ons land of bang is daar slachtoffer van te worden niet aan zijn lot wordt overgelaten maar een beroep kan doen op een instituut waar mensen deskundig zijn op dit gebied.

Als vrijwilligersorganisatie, waar dagelijks wanhopige mensen over deze kwestie om raad en hulp aankloppen, vinden we dat we recht van spreken hebben om te stellen dat het keihard nodig is dat er zo snel mogelijk een dergelijk steunpunt voor de Nederlandse burger dient te komen.

BRONNEN

Concept wetsvoorstel College mgb

Memorie van Toelichting

Persbericht 11-12-09

22-09-2003 NJCM roept op tot instelling van nationale mensenrechtencommissie

3-07-2006 Kamerdebat over een Nationaal Instituut voor de Rechten van de Mens

22-11-2006 Opmerkelijke uitspraken op NJCM-verkiezingsdebat

2-05-2007Een Nationaal Instituut voor de Rechten van de Mens ook voor Nederland