maandag, 03 januari 2022 23:10

Hoger Beroepszaak Vrijbit tegen AP over het DIS- Diagnose Informatie Systeem ( DIS) getraineerd

Deze juridische procedure gaat over het handhavingsverzoek van Vrijbit aan de toezichthouder CBP ( nu AP), om in te grijpen tegen de wijze waarop de Nederlandse Zorgautoriteit ( NZa) de medische diagnose- en behandelgegevens (DBC) van de gehele Nederlandse bevolking periodiek opeist van de zorgverleners, deze zelf verwerkt in het DIS en vervolgens ook verstrekt aan derde partijen.

Na eindeloze vertragingstechnieken van de toezichthouder kwam het tot een beroepszaak tegen het afwijzen van ons verzoek op 3 mei 2015. De rechtbank-Midden-Nederland oordeelde in een tussenvonnis d.d. 11-07-2017 dat de toezichthouder ofwel terug diende te komen op de beslissing om het handhavingsverzoek van Vrijbit af te wijzen of alsnog een deugdelijke motivering te produceren om dit handhavingsverzoek af te wijzen.

In concreto diende de AP:

- Per taak van NZA te onderzoeken en te motiveren of het verwerken van medische persoonsgegevens voor de doelstelling verbonden met een specifieke taak noodzakelijk is of dat met geanonimiseerde gegevens volstaan kan worden.

 - Per taak van ZiNL, de ACM en het CBS te onderzoeken en motiveren of daarvoor medische data moeten worden verstrekt door NZa of dat met geanonimiseerde gegevens volstaan kan worden.

- Te onderzoeken en motiveren waarom er geen last onder dwangsom of andere handhavingsinstrumenten zijn ingezet versus NZa vanwege onrechtmatige verstrekking van medische gegevens aan ministerie VWS en CPB teneinde onrechtmatig verstrekte gegevens terug te laten sturen of te vernietigen.

Nadat de toezichthouder wederom alle vertragingsmogelijkheden, met uitstelverzoeken en geheimhoudingsprocedures, uit de kast had gehaald, volgde een tweede rechtszitting.  Daarvan bleek, uit het definitieve uitspraak d.d. 23-07-2019 , dat de rechter van oordeel was dat het nadere onderzoek wat de AP gepresenteerd had als motivatie ter onderbouwing van haar afwijzing ‘onjuistheden en nalatigheden bevatte en tekortkomingen kende’.

AP had geen goed onderzoek gedaan naar de noodzakelijkheid van de verwerking en doorgifte van medische gegevens op persoonsniveau voor specifieke welbepaalde doelstellingen vanuit het DIS door de NZa. Ook een deugdelijke toetsing op subsidiariteit was achterwege gebleven.

Maar daar nam de rechtbank vervolgens toch genoegen mee omdat, men ’  het zinloos achtte om de AP via een tweede bestuurlijke lus alsnog te dwingen tot het nemen van een ander besluit, dan wel goede motivering om te handhavingsverzoek af te wijzen, omdat zulks:  ‘naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou opleveren’ aangezien het de rechtbank de vorige keer ‘ook niet gelukt is’ om AP te dwingen tot het conform haar taakopdracht uitvoeren van haar functie van toezichthouder op de bescherming van persoonsgegevens.

Daartegen heeft Vrijbit op 30-08-2019 Hoger beroep aangespannen bij de Raad van State. Zie Hoger Beroepsschrift

Waarna het circus van uitstel en geheimhouding vragen vanuit de AP weer een aanvang nam. Toen de zitting over het hoger beroep uiteindelijk gepland werd voor 2 november 2021, besloot de AP alsnog dat het moeilijk zou zijn om zich voor de hoogste bestuursrechter te moeten verantwoorden, zonder helemaal iets te hebben ondernomen tegen onrechtmatig verwerkte DIS data. In de praktijk kwam dit er op neer dat de AP, na maanden onderhandelen met VWS, alsnog besloten heeft dat de data die het ministerie in 2012,2013 en 2014 onrechtmatig heeft verkregen in de toekomst bij het ministerie verwijderd moeten worden.

Met de aankondiging aan de Raad van State dat de AP het voornemen had om eventueel toch tot handhaving over te gaan versus VWS, annuleerde de Raad van State de aangekondigde zitting. Die buit, van het zoveelste uitstel om zich te moeten verantwoorden, had de AP daarmee binnen.

Op 16-12-2021 werden door de AP twee nieuwe besluiten uit de hoge hoed getoverd ter vervanging van het ‘definitieve’ besluit van 18-01-2016 om het handhavingsverzoek af te wijzen. De beide besluiten hielden in: A. het besluit  wel handhavend te gaan optreden ‘zover het handhavend optreden tegen de minister van VWS betreft’ en B. het besluit dat AP ‘voor het overige’ per nieuw besluit alle verzoeken tot handhaving alsnog afwijst.

Dat de AP, hiermee geheel voorbij gaat aan bezwaren en tekortkomingen zoals verwoord in de uitspraak van de rechtbank Midden- Nederland EN ook aan de kernbezwaren die voorliggen in deze Hoger beroepszaak, dat heeft Vrijbit in een brief van 30-12-2021 aan de Raad van State uiteengezet.

Wanneer er nu opnieuw een zitting gepland gaat worden, is onbekend.

We kunnen alleen maar hopen dat de hoogste bestuursrechter, na de kritische analyse van haar rol in de toeslagenaffaire tot inkeer is gekomen over de wijze waarop ze haar primaire taak dient uit te voeren, ter bescherming  van de burger tegen regels en uitvoeringspraktijken van overheden, en afziet van het tegen de belangen van de burgers in uit de wind houden van het publiek gezag.