dinsdag, 28 december 2021 20:33

Uitspraak Hoger beroep Vrijbit versus toezichthouder AP over de Gedragscode Zorgverzekeraars

Op 24 november 2021 deed de Raad van State uitspraak in de jaren slepende rechtszaak van Vrijbit tegen de Autoriteit Persoonsgegevens.

Het ging in deze zaak om de weigering van de toezichthouder om handhavend op te treden tegen het gebruik van de Gedragscode Zorgverzekeraars Nederland (ZN) (waaraan alle aangesloten zorgverzekeraars zich moeten houden) die niet in overeenstemming is met de wet bescherming persoonsgegevens (Wbp/AVG) en artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden en met het Handvest van de EU.

Voorgeschiedenis

Het handhavingsverzoek dateert van 2015, wat inhoudt dat deze juridische procedure 7 jaar in beslag heeft genomen.

Feitelijk gaat het echter over een kwestie die al speelt vanaf 2006 toen de regie over de Zorgsector door de regering werd overgelaten aan private zorgverzekeraars.

In het begin was de verwerking van medische persoonsgegevens door zorgverzekeraars geregeld in een, door het College Bescherming Persoonsgegevens CBP goedgekeurde, bijlage bij de Gedragscode voor financiële instellingen.

Toen bleek dat bepaalde in deze bijlage opgenomen procedures in strijd waren met de wet bescherming persoonsgegevens, is deze Gedragscode bij het verlopen van de goedkeuringstermijn in 2008 niet meer voor goedkeuring voorgelegd aan het CBP. Hetgeen op grond van de regeling zorgverzekering wel vereist was, omdat deze verplichting onder druk van de Tweede Kamer daarin was vastgelegd.

Pas na aanpassing in 2010 van de regeling zorgverzekering, waarbij de verplichting te beschikken over een door het CBP goedgekeurde Gedragscode volgens deze zou zijn komen te vervallen is door ZN eind dat jaar een nieuwe Gedragscode zorgverzekeraars opgesteld die ter goedkeuring is voorgelegd aan het CBP.

Omdat ook deze nieuwe Gedragscode op tal van punten in strijd was met geldende regelgeving had het CBP daar natuurlijk geen goedkeuring aan mogen verlenen.

Daarom is ook door de stichting KDVP een handhavingsprocedure gestart bij het CBP Waarop bij in de gerechtelijke procedure die hierop volgde door de rechtbank Amsterdam in 2013 werd vastgesteld dat deze nieuwe Gedragscode inderdaad geen juiste uitwerking vormde van geldende regelgeving (Wbp, EVRM, Europees Handvest) en dat het goedkeuringsbesluit van het CBP door de rechter werd vernietigd.

In plaats van dat het CBP, als verantwoordelijke toezichthouder, op basis van de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, ZN had aangesproken op aanpassing van regels en procedures die in strijd waren bevonden met fundamentele mensenrechten besloot het CBP geen actie te ondernemen tegen deze niet gelegitimeerde verwerking van medische persoonsgegevens ondanks dat deze een dramatische inbreuk vormden op fundamentele rechten van burgers.

Vervolgens zijn zowel door de KDVP als door Burgerrechtenvereniging Vrijbit in 2015 nieuwe handhavingsverzoeken ingediend bij het CBP om de toezichthouder alsnog te bewegen op te treden tegen ZN en zorgverzekeraars, om deze zo alsnog te dwingen tot aanpassing van regels en procedures die in strijd waren met wet en regelgeving en die een inbreuk vormden op fundamentele mensenrechten.

In jaren voortslepende procedures, van zowel Vrijbit als de KDVP, waarin de toezichthouder geen enkel middel heeft geschuwd om dit proces te vertragen, bleef het CBP echter weigeren om op te treden tegen niet legitieme regels en procedures.  

Na een tussenuitspraak van de rechtbank Midden-Nederland heeft AP uiteindelijk wel bij 2 grote verzekeraars een eind gemaakt aan de praktijk dat de voor declaratiedoeleinden aangeleverde medische gegevens toegankelijk waren voor de afdelingen die zich bezighouden met commerciële activiteiten van de zorgverzekeraars.

Maar een gedegen onderzoek naar andere misstanden en onderzoek bij alle zorgverzekeraars bleef AP (voorheen CBP) halsstarrig weigeren.

Hoger beroepsprocedure

Het is verontrustend en bedroevend te moeten constateren dat we in deze procedure Hoger beroep hebben moeten instellen bij de Raad van State, in de hoop dat de AP alsnog zou worden aangesproken op haar taak en verantwoordelijkheid waar het gaat om stopzetting van de grootschalige verwerking van medische persoonsgegevens door ZN die een inbreuk vormen op fundamentele rechten van burgers.

Maar zelfs dit Hoger beroep heeft niet mogen helpen omdat de Raad van State ons Hoger beroep ongegrond heeft verklaard. Zie ECLI:NL:RVS:2021:2621">uitspraak 

Waarbij als extra bezwarend geldt dat het hier ook nog eens gaat om private verzekeringsmaatschappijen die over de meest gevoelige persoonlijke medische gegevens van de gehele bevolking beschikken omdat iedereen verplicht is om er als klant een basisverzekering af te sluiten.

Niet alleen als bedroevend, maar ook als buitengewoon eigenaardig mogen we deze uitspraak toch wel typeren. Omdat de hoogste bestuursrechter, die ter zitting zelf aangaf te begrijpen dat de regels schendingen van de wet toelaten, van mening blijkt te zijn dat de toezichthouder niet verplicht zou zijn om op te treden tegen de regels voor procedures, die in zichzelf een schending vormen van de fundamentele mensenrechten.

Citaat 28-11-2021 ‘Omgekeerde wereld’ over standpunt RvS t.a.v. nieuw wetsvoorstel WGS

In wezen is er sprake van een soort omgekeerde wereld die de RvS hier presenteert. Normaliter moet het zo zijn dat in een kwalitatief goed wetsontwerp ook beschreven dient te staan hoe de betrokken partijen de wet gaan uitvoeren. Met daarbij garanties en escalatieschema’s als burgers terechte problemen ervaren met die wetgeving. Vertrouwen op een zorgvuldige uitvoering of uitvoeringspraktijk is niet iets waar we als burger automatisch van uit kunnen gaan. Zowel met de toeslagenaffaire als bij de uitvoering van de Jeugdwet is overduidelijk gebleken hoe onzorgvuldig de overheid om kan gaan met bestaande wetgeving.

Het komt erop neer dat de Raad van State niet wenst op te komen tegen regels en uitvoeringspraktijken die burgers treffen in hun belangen en fundamentele rechten, terwijl dit toch haar primaire taak is binnen onze rechtsstaat.

Wegkijken van onaanvaardbare regels en uitvoeringspraktijken, je zou mogen verwachten dat na de recente excuses van de Raad van State zelf in november 2021, men wijzer zou zijn geworden. Maar uit de uitslag van deze rechtszaak blijkt dat het uit de wind houden van publiek gezag en zorgverzekeraar nog steeds belangrijker lijkt te worden gewogen dan, om in het belang van burgers, in te grijpen op onaanvaardbare, niet legitieme uitvoeringspraktijken.

Tot slot en vervolgens:

We hopen dat het Hoger beroep van de stichting KDVP over deze kwestie meer succes heeft en een keerpunt zal blijken te zijn waarmee de bescherming van burgers en de bescherming van de rechten van burgers weer centraal komt te staan als primaire taak van de hoogste bestuursrechter in onze rechtsstaat.