vrijdag, 22 juni 2012 17:18

GG voorZ tot herstel privacy en medisch beroepsgeheim in de zorg

Na jaren procederen door diverse organisaties in de Geestelijke Gezondheids Zorg is het eindelijk gelukt, om het op 1 januari 2008 van kracht geworden DBC-declaratiesysteem, onrechtmatig te laten verklaren. Het systeem wat zorgverleners ertoe verplichtte om in detail aan derden informatie te verstrekken over de vertrouwelijke medische gegevens van hun patiënten en cliënten.

Sinds 1 januari 2008 werd de geestelijke gezondheidszorg overgeheveld van de AWBZ naar de Zorgverzekeringswet en er werd een nieuw declaratiesysteem ingevoerd. Op grond van de tariefsbeschikking van 20-12-2007 werden psychiaters, psychotherapeuten en psychiatrische instellingen, verplicht om op elke factuur aan de zorgverzekeraar de exacte informatie te verstrekken van zowel de gestelde diagnose als voorgeschreven behandeling, aangeduid als de Diagnose Behandel Combinatie (DBC). De gegevens dienden eveneens te worden verstrekt aan de centrale databank ‘Declaratie Informatie Systeem voor de gezondheidszorg’ het DIS.

Van meet af aan stuitte deze schending van de privacy en het beroepsgeheim op grote bezwaren.

Voor patiënten die persé niet wilden dat derden te weten kwamen wat men in de spreekkamer in vertrouwen met een hulpverlener besprak was het aanleiding om af te zien van behandeling of om zelf voor hun behandeling te gaan betalen     ( ook al hadden ze recht op vergoeding via hun verplíchte ziektekostenverzekering).

Toen bleek dat zelfs zorgverleners die weigerden om de privé gegevens van zelfbetalende patiënten prijs te geven strafrechterlijke vervolging boven het hoofd hing wegens het plegen van een economisch delict, was dat voor een deel van de vrijgevestigde psychiaters en therapeuten reden om hun praktijk te sluiten. (zie Vrij Nederland De psychiater en uw privacy )

Anderen, die ook weigerden om hun beroepsgeheim te schenden, namen het risico van strafrechtelijke vervolging en de kans dat de zorgverzekeraars geen contracten meer met hen wenste af te sluiten. Zij gingen patiënten gratis behandelen en startten het juridische gevecht om de aantasting van hun beroepseer en schending van de privacy van de patiënten/cliënten, waar zij verantwoordelijkheid voor waren, onrechtmatig te doen verklaren.

Na twee positieve uitspraken van de rechtbank (het College van Beroep voor het bedrijfsleven- CBb) heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) zich na het finale besluit van de hoogste bestuursrechter na jaren dan toch eindelijk gewonnen gegeven:

Op 7 juni 2012 stuurde NZa aan de tegenpartijen de beslissing dat de verplichte aanlevering van DBC gegevens voor zelfbetalende patiënten niet langer verplicht werd gesteld.

De rechterlijke uitspraak inzake de zelfbetalende patiënten/cliënten, had vanwege het gelijkheidsbeginsel, indirect ook betrekking op de bescherming van de privacy van mensen die niet zelf voor hun behandeling (kunnen) betalen.

Voor niet zelfbetalende personen handhaaft de NMa echter vooralsnog dat het verplicht aanleveren, van tot de persoon herleidbare DBC informatie op de declaraties en aan het DIS, als standaard geldt. Uitsluitend aan zorgverleners en patiënten die zo assertief zijn om hiertegen schriftelijk bezwaar te maken wordt, opt-out, ontheffing verleend.

Daarmee wordt uiteraard geen recht gedaan aan het fundamentele recht op bescherming van de privé sfeer, zoals vastgelegd in het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM art.8). Mensenrechten die het uitgangspunt zouden moeten vormen voor een bekostigingssysteem in de zorg waarbij de bescherming van vertrouwelijkheid, privacy en beroepsgeheim het uitgangspunt, by design, dient te zijn. Voor iedereen!

 

Vervallen:'Voor zorgverleners is er zolang er geen definitief bevredigende oplossing is alvast           als handreiking een Verklaring van Bezwaar beschikbaar die men direct kan gebruiken om de privacy van de patiënten/cliënten nu al zo goed mogelijk te beschermen. Inclusief een korte   toelichtende tekst voor meer informatie over de betekenis van het opnemen van verklaringen van bezwaar in de administratie'.

Update:Op 2 juli 2012 liet de Koepel KDVP, weten dat overleg met experts heeft uitgewezen dat de door NZa geboden  opt-out regeling onvoldoende uitwerking geeft aan de uitspraak van de rechtbank.

En wel om twee redenen. Namelijk omdat A. de opt out geen mogelijkheid biedt dat zorgverleners zelfstandig, opkomen voor de privacybescherming van patiënten/ cliënten, en de betrokkenen andersom ook afhankelijk zijn van de medewerking van de behandelende zorgverlener of zorginstelling om hun privacy te kunnen bewaken. En B. er geen sprake is van  een daadwerkelijk uitvoerbare opt-out regeling aangezien er geen garantie geboden kan worden dat de declaratieprocedure zo kan worden afgewikkeld dat diagnose-informatie niet kan worden herleid op basis de uitgewisselde informatie. (om reden waarvan de voorlopige verklaring van bezwaar ook niet meer beschikbaar wordt gesteld)

De Koepel KDVP heeft op grond van bovenstaande moeten beslissen om opnieuw formeel juridisch in beroep te gaan tegen de NZa opt-out regeling.

NB Dat betekent ook dat men geen steun meer kan verlenen aan het beschikbaar stellen vaneen Verklaring van Bezwaar als tijdelijke handreiking, aangezien dit tot valse verwachtingen zou kunnen leiden dat diagnose behandelgegevens niet via een omweg alsnog ter beschikking komen voor de zorgverzekeraars.

Wat betreft het kunnen controleren van declaraties vormt het afschaffen van de DBC’s geen enkele belemmering. Net als voorheen kan steekproefsgewijs of bij vermoeden van fraude, de rechtmatigheid van de declaraties gecontroleerd worden door vertrouwenspersonen, zonder dat de medische gegevens van patiënten in onbevoegde handen komen. Dat de dwangmatige voorgeprogrammeerde DBC systematiek tot onjuist factureren zou hebben aangezet is algemeen bekend. Variërend van 'upgrading' voor financieel gewin tot het ondoorzichtig declareren van 'coaching'. Daarmee lijkt de veronderstelling gerechtvaardigd dat afschaffing van de ‘Productstructuur DBC’ de effecten van frauduleus declareren automatisch ook weer kan doen afnemen.

Wie geïnteresseerd is in de tegenwerking die de voorvechters van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer lichamelijke integriteit van hun patiënten/cliënten jarenlang ondervonden van NZa, van de minister, en zelfs van het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP), leze de verwikkelingen op de website van stichting KDVP en de Vrije Psych.

Vanwege de gigantische financiële belangen die de overheid en de particuliere zorgverzekeraars menen te hebben bij het automatiseren van de zorg - via van bovenaf opgelegde behandel protocollen voor van hogerhand erkende kwalen- is het afwachten hoe de betaalrelatie tussen zorgverleners en de ziektekostenmaatschappijen zich in de praktijk verder zal ontwikkelen. En of de consequentie getrokken wordt dat de regie van de zorgverlening, niet alleen in de GGZ maar in alle sectoren van de gezondheidszorg ten principale bij de patiënt en de behandelende zorgverleners thuishoort.

Veel zou daarbij kunnen afhangen van de resultaten van het onderzoek wat de Eerste Kamer momenteel doet naar de gevolgen van de privatisering van de zorg. Dat men daar tot de conclusie zal komen dat de introductie van de markwerking in de zorg niet de beoogde kostenvermindering tot gevolg heeft gehad, is wel duidelijk. Maar vervolgens komt het erop aan of daaruit dan ook de les getrokken wordt dat:

A: De sector zorg zich sowieso niet leent voor markwerking, omdat zorg niet als een puur materieel product dient te worden beschouwd en patiënten niet als zorgobjecten, en

B: De overheid haar verantwoordelijkheid niet uit handen dient te geven aan particuliere zorgverzekeraars!

Zolang de overheid haar eigen taak in handen blijft leggen van de particuliere zorgverzekeraars, verandert er namelijk niet wezenlijk iets aan de situatie dat de zorg als product wordt beschouwd waar geld aan te verdienen valt. En waar de zorgverzekeringsbedrijven er wel bij varen dat zowel de feitelijke hulpverlening als de informatie uitwisseling is de zorg, zoveel mogelijk wordt geregeld volgens door hen te bepalen beleid en bekostiging van de zorg.

Wil er een eind komen aan deze ontwikkeling, dan zal de overheid een eind dienen te maken aan het beleid waarbij zorgverzekeraars de machtige spilfunctie krijgen toebedeeld om te bepalen welke medische zorg voor wie verkrijgbaar is, hoe lang behandelingen mogen duren, waar mensen zich moeten laten behandelen en wie gecontracteerd wordt om de technische informatie uitwisseling te verzorgen. Dit alles gebaseerd op voor de zorgverzekeraars financieel gunstige motieven.

Het vertrouwen dat de Eerste Kamer deze voor de hand liggende conclusies zal trekken, wordt echter wel getemperd als men bedenkt waar de loyaliteit ligt van de Kamerleden. Met name dat D66 in Eerste Kamer dhr. van Boxtel benoemde, terwijl deze beroepshalve directievoorzitter is van de grootste zorgverzekeraar van Nederland (Menzis). en dhr. Brinkman, fractievoorzitter van het CDA, tot zijn aantreden in de Eerste Kamer voorzitter was van het Nationaal ICT-Instituut in de Zorg (Nictiz).

Laten we hopen dat het succesvol inschakelen van de rechterlijke macht tegen de onrechtmatige DBC eis in de GGZ, een voldoende krachtig signaal afgeeft dat het de aanzet geeft tot een fundamentele wijziging, waarbij álle zorgverleners voortaan pal staan voor de privacy van hun patiënten/cliënten en op beleidsniveau de menselijke maat van de zorg weer het uitgangspunt wordt.

Zolang de situatie duurt dat niet automatisch geregeld is dat er, zonder uitdrukkelijke en vooraf verleende toestemming, geen gevoelige medische gegevens meer aan derden worden verstrekt dienen vooralsnog in elk geval:

  • Alle betrokken zorgverleners rechtstreeks geïnformeerd te worden door NZa, dat niemand meer per definitie verplicht is om- tot de persoon herleidbare medische gegevens, te (laten)verstrekken.
  • Alle patiënten en cliënten die momenteel onder behandeling zijn door hun zorgverleners op de hoogte te worden gesteld.
  • Alle toekomstige zorgvragers vóór aanvang van nieuwe behandelingen geïnformeerd te worden.

Het lijkt daarbij niet meer dan fatsoenlijk dat de overheid, in samenwerking met de zorgverzekeraars, ervoor zorgt dat er zowel voor zorgverleners als voor patiënten/cliënten, ruimschoots informatiemateriaal beschikbaar wordt gesteld. Informatie in de vorm van een brochure of folder behoort daarbij standaard in alle wachtruimtes voor handen te zijn.